Situering van het auteursrecht
Het auteursrecht maakt deel uit van de familie van de ’intellectuele eigendomsrechten’.
De intellectuele eigendomsrechten (waaronder het octrooirecht, het merkenrecht, het kwekersrecht, het tekeningen- en modellenrecht) bieden een juridische bescherming aan creaties of voortbrengselen van de geest, die het gewone of banale overstijgen.
Deze bescherming is:
- Exclusief (monopolies): mogelijkheid zich te verzetten tegen namaak
- Beperkt in tijd
- Beperkt in ruimte
- Vatbaar voor overdracht, volgens de regels bepaald in de wet.
Naast de exclusieve rechten, waarvoor steeds de toestemming moet worden gevraagd aan de rechthebbende, bestaan er ook uitzonderingen (voor meer uitleg zie Wat zijn de uitzonderingen op het auteursrecht?) op de intellectuele eigendomsrechten. Dankzij deze uitzonderingen kan de gebruiker onder bepaalde voorwaarden gebruik maken van het werk zonder toestemming te vragen. In ruil daarvoor moet door de gebruiker in bepaalde gevallen een vergoeding worden betaald (zie hiervoor Wat doen beheersvennootschappen?).
Bevoegde minister voor het auteursrecht
Tot voor enkele jaren behoorde het auteursrecht tot de bevoegdheid van de Minister van Justitie. Het Copernicus akkoord hevelde deze bevoegdheid per 1 augustus 2002 evenwel over naar de Federale overheidsdienst Economie, Middenstand, K.M.O. en Energie. Sindsdien is de Minister van Economie bevoegd voor deze materie.
Bronnen
- Sinds 1 januari 2015 zijn de bepalingen betreffende het intellectuele eigendom, waaronder het auteursrecht en de naburige rechten, ondergebracht in het wetboek van economisch recht in het Gerechtelijk Wetboek. Meer bepaald in boek XI “Intellectuele eigendom” van het Wetboek Economisch Recht (wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, “Intellectuele eigendom” in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde wetboek, BS 12 juni 2014; wet van 10 april 2014 houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI “Intellectuele eigendom” van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, BS 12 juni 2014).
- Daarvoor vond men de Belgische wetgeving terug in de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, BS 27 juni 1994, 19297, err. BS 5 november 1994, 27467 en BS 22 november 1994, 28832).
- De eerste Belgische auteurswet dateert van 22 maart 1886 en heeft meer dan 100 jaar standgehouden. Pas in 1994 werd deze wet vervangen door de vroegere auteurswet van 30 juni 1994 (wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, BS 27 juni 1994, 19297, err. BS 5 november 1994, 27467 en BS 22 november 1994, 28832).
- Deze wet werd meermaals gewijzigd: in 1995 (wet van 3 april 1995 houdende de aanpassing van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, BS 29 april 1995, 11461, err. BS 8 augustus 1995, 22903) en in 1998 (wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van de databanken, BS 14 november 1998, 36914) om onze auteurswet aan te passen aan de Europese Richtlijn over de rechtsbescherming van databanken.
- Op 22 mei 2005 verscheen de wet houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (BS 27 mei 2005). De wet van 22 mei 2005 heeft onze auteurswet grondig gewijzigd en aangepast aan de digitale wereld. Met uitzondering van de reprografie en de privékopie zijn alle bepalingen van deze wet in werking getreden op 27 mei 2005. Voor een uitgebreide analyse van deze wijzigingen, zie: J. Deene en K. Van der Perre, “Nieuwe auteurswet. Belang van de digitale wereld”, NjW 2005, 866-888 en F. Brison en B. Michaux, “La nouvelle loi du 22 mai 2005 adapte le droit d’auteur au numérique”, AM 2005/3, 212-222.
- De wet van 4 december 2006 (wet van 4 december 2006 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, BS 23 januari 2007, 2962) past de bepalingen inzake het volgrecht aan aan de Europese Richtlijn. Voor een uitgebreide analyse, zie: M. Verstringe, “Het volgrecht volgens de wet van 4 december 2006”, IRDI 2006, 334-346 en H. VANHEES, “De nieuwe Belgische regeling inzake het volgrecht”, AM 2007, 199-213.
- De wetten van 9 en 10 mei 2007 regelen de burgerrechtelijke en gerechtelijke aspecten van de intellectuele eigendomsrechten (wet van 9 mei betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, BS 10 mei 2007, err. 15 mei 2007 en wet van 10 mei betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, BS 10 mei 2007, err. BS 14 mei 2007). Voormelde wetten zetten de Europese richtlijn betreffende de handhaving van de intellectuele eigendomsrechten om in Belgisch recht.
- De overige wetgeving met betrekking tot het auteursrecht in België, met name wetten, Koninklijke Besluiten en Ministeriële Besluiten, vindt men ondermeer terug op de website van de Federale overheidsdienst van Justitie.
- Daarnaast zijn er ook tal van Europese richtlijnen met betrekking tot het auteursrecht (algemene informatie over Europa en de Europese richtlijnen). Deze richtlijnen moeten in nationaal recht worden omgezet. De lidstaten moeten de beoogde resultaten van de Europese Richtlijn nastreven maar de nationale wetgever mag zelf de modaliteiten en middelen kiezen die hij daarvoor inzet.
- Ook de mondiale verdragsbepalingen zoals de Berner Conventie (Berner conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, versie Parijs 24 juli 1971, goedgekeurd bij artikel 3 van de Wet van 25 maart 1999, BS 10 november 1999), het TRIPS-akkoord (TRIPS – agreement on trade related aspects of intellectual property aspects of Intellectual Property rights including trade in counterfeit goods- vormt de bijlage 1 C bij het akkoord van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO: World Trade Organisation) van 15 april 1994. Dit verdrag werd ondertekend door de WTO landen. In het TRIPS akkoord worden de basisregels van het auteursrecht hernomen en op wereldniveau opgelegd voor de toetredende landen. Eveneens wordt er voorzien in een systeem van effectieve internationale sancties wanneer de verdragsverplichtingen niet worden nageleefd. Het WTO akkoord, het TRIPS akkoord en de Wipo-verdragen (het WCT-wipo copyright treaty- van 20 december 1996 m.b.t. het auteursrecht en het WPPT – WIPO performances and phonograms treaty- van 20 december 1996 m.b.t. de naburige rechten. Meer info op de site van WIPO.) spelen hierbij een belangrijke rol.
- Zie ook: www.staatsblad.be en www.belgielex.be
- Voor een artikelsgewijze bespreking van de auteurswet: F.BRISON en H. VANHEES (eds.), Huldeboek Jan Corbet “De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar”, Larcier, 2012, 676 p.
Wettelijke definitie
Het auteursrecht beschermt de originele creaties van de geest, zoals bv. beeldhouwwerken, literaire en wetenschappelijke teksten, scenario’s, schilderijen, foto’s, filmwerken, voordrachten, choreografieën, enzovoorts.
Het auteursrecht verleent rechten aan de maker van het werk door vermogensrechten en morele rechten toe te kennen aan de auteur/maker van het werk. Aangezien het auteursrecht een monopolie of exclusieve rechten toekent aan de auteur/maker van het werk, is de beschermingstermijn beperkt tot 70 jaar na de dood van de auteur. Op basis van het auteursrecht kan de auteur zich verzetten tegen namaak.
In het Wetboek Economisch Recht zelf vinden we geen definitie terug van wat nu juist door het auteursrecht wordt beschermd, noch een opsomming van beschermde voorwerpen. Wel wordt er verwezen naar bepaalde categorieën. In artikel XI.165 WER (vroeger artikel 1 AW) wordt enkel verwezen naar ’werken van letterkunde en kunst’, wat een zeer ruime categorie is.
Ook vinden we bepaalde regels terug voor sommige categorieën van werken, met name:
- werken van letterkunde (artikel XI. 172 WER, vroeger artikel 8 AW);
- werken van beeldende kunst (artikel XI. 173 WER e.v., vroeger artikel 9 e.v. AW);
- audiovisuele werken (artikelen XI. 179 – XI. 185 WER, vroegere artikelen 14 – 20 AW);
- databanken (artikelen XI. 186 – XI. 188, vroegere artikelen 20 bis – 20 quater AW).
Enkele voorbeelden van auteurswerken zijn geschriften van welke aard ook zoals boeken, toneelstukken, brochures, cursussen, muziekpartituren, schilderijen, tekeningen, karikaturen, lithografieën, foto’s, animatiefilms, kortfilms, radio– en televisieprogramma’s, bouwplannen, stratenplannen, gebruiksvoorwerpen, computerprogramma’s.
Voor wat betreft computerprogramma’s is er een afzonderlijke wet van 30 juni 1994. Deze wet is een omzetting van de Europese richtlijn van 14 mei 1991, waar uitdrukkelijk wordt gesteld dat computerprogramma’s gelijk gesteld worden met literaire werken voor wat betreft de bescherming via het auteursrecht. Sinds 12 juni 2014 is deze wet terug te vinden in titel 6 van boek XI Wetboek Economisch Recht.
Verder dient gezegd te worden dat het auteursrecht niet enkel het geschreven woord beschermt maar ook het gesproken woord. Originele redevoeringen, lessen en voordrachten worden dus ook beschermd via het auteursrecht. Het moet dus niet enkel gaan om kunst met een grote K.
Twee voorwaarden
Om auteursrechtelijke bescherming te genieten, moet het werk voldoen aan twee voorwaarden:
- Vooreerst zal het auteursrecht enkel bescherming bieden aan concrete uitdrukkingswijzen. Ideeën worden niet beschermd (meer hierover in Welke werken worden niet beschermd door het auteursrecht?).
- Een tweede voorwaarde voor de bescherming van het auteursrecht is de vereiste van ’originaliteit’ of ’oorspronkelijkheid’ (meer hierover in Wanneer is mijn werk origineel in de zin van de auteurswet?).
Geen bijkomende formaliteiten
De bescherming van een werk door het auteursrecht ontstaat uit het loutere feit van de creatie. Van zodra het werk een concrete originele vorm heeft, zal de auteur een beroep kunnen doen op het auteursrecht. Het auteursrecht is m.a.w. een automatische en vormvrije bescherming. In tegenstelling tot de andere industriële eigendomsrechten zijn er geen bijkomende formaliteiten vereist, zoals een verklaring, depot of erkenning vooraf.
De Conventie van Bern, die werd onderschreven door België, bepaalt uitdrukkelijk dat het genot en de uitoefening van het auteursrecht aan geen enkele formaliteit mag onderworpen zijn. De meeste landen hebben de Conventie van Bern ondertekend (183 landen). Daardoor ontstaat in al die landen het auteursrecht automatisch. Om te bewijzen dat de auteur effectief een auteursrecht op zijn werk heeft, kan het nuttig zijn het werk te deponeren (zie hiervoor Hoe kan ik mijn auteursrechten beschermen? Moet ik mijn werk registreren?).